Strijd met extreme sneeuwval. Strijd met rond gierende wind. Strijd met onbetrouwbare ijsschotsen. In boeken met reisverhalen uit poolgebieden verwacht je een relaas over dit soort strijd. Zeker géén verhalen over vrouwen die een bloedhekel hebben aan naaiwerk …
Heldenepos
De meeste reis- en verblijfverhalen in poolgebieden werden (historisch gezien) geschreven door ‘stoere mannen’. Met hun boeken creëerden zij een soort eigentijds heldenepos. Want in de basis gaan al die boeken over uithoudingsvermogen en doorzettingsvermogen. Het overwinnen van problemen en tegenslag. Ze gaan over onbekende (weers)omstandigheden die je moet leren begrijpen en tackelen, om zo een topprestatie te kunnen leveren. In dit plaatje blijven vrouwen meestal buiten beeld – behalve misschien een enkele keer als kok of als naaister – als toeleverancier van diensten – maar steevast zonder dat in gegaan wordt op de kwaliteiten van die vrouwen of hun diensten.
Even stoere vrouwen
In het verleden dook slechts bij uitzondering een ‘poolverhaal’ op, geschreven door een vrouw. Die verhalen zijn dan ook meteen opvallend anders van toon en van onderwerp. Christiane Ritter schreef zo’n opvallend ‘ander’ verhaal over haar winter in noord Spitsbergen (zie blog februari 2019). Net als Leonie d’Aunet. En meer recent Marie en Kari Herbert. Moeder en dochter Herbert schreven over hun verblijf in het uiterste noorden van Groenland. De een begin jaren zeventig, de ander dertig jaar later. Zelfde plek, zelfde mensen.
Marie Herbert in Thule
Marie Herbert reisde met haar man Wally Herbert naar Noord-Groenland, waar ze zich vestigden op een klein eiland voor de kust. Wally was een bekende poolreiziger en veel op pad. Marie bleef in de nederzetting met haar tien maanden oude dochtertje Kari. De aanwezigheid van een klein kind brak het ijs en schiep een band met de andere bewoners van het dorp. Marie schrijft in The Snow People (1973) om ontwonden en werkelijk zonder schroom, over haar leven en dat van de vrouwen in de nederzetting. Weliswaar passeren ook bij haar tegenwind, diepe sneeuw, gevaarlijke situaties, bijna doodvriezen etc. de revue. Maar niet als topprestatie. Zonder ‘borstklopperij’. Meer als een onderdeel van het leven in dat deel van de wereld. Marie beschrijft op eerlijke wijze hoe ook Groenlandse vrouwen in afgelegen dorpen soms een bloedhekel hebben aan naaiwerk. Hoe ook zij zich soms doodvervelen wanneer hun mannen van huis en op jacht zijn. En zelfs hoe steeds meer dochters passen voor het eentonige werk van eindeloos zeehondenhuiden schrapen en bewerken.
Kari Herbert in Thule
Marie’s eigen dochter Kari schreef in navolging van haar moeder een soort vervolg op hun verblijf in Noord- Groenland. Hoewel Kari nog een peuter was toen ze met haar ouders op dat eiland neerstreek – leefden dertig jaar later nog genoeg mensen die zich haar herinnerden – nu zij als volwassen vrouw terugkeerde naar de regio. In Als de toendra roept (2006) beschrijft Kari een goed geschreven verslag van deze reis en vooral ook de confrontatie. De confrontatie van haar jeugdherinneringen met de volwassene die ze nu is. Daarnaast vermengt ze met vloeiende pen haar jeugdherinneringen met de realiteit van alle dag (zoals alcoholisme) waar inwoners van Noord-Groenland zich vandaag de dag voor geplaatst zien.
Het gebeurt niet vaak dat een moeder en een dochter apart van elkaar schrijven over een vergelijkbaar onderwerp. Over hun persoonlijke ervaring. Hun persoonlijke gevoelens. En hun ontmoeting met de zelfde mensen. Samen vormen de twee boeken een bijzonder, zeer lezenswaardig tweeluik, waar er niet veel van zijn.
Marie Herbert. The Snow People (1973)
Kari Herbert. Als de toendra roept (2006)
(vertaling van The Explorer’s Daughter, 2004)
Frieda van Essen
oktober 2019