Een bijzondere vrouw uit het Californië van de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw stond krachtig in het leven. Ze was ongehuwd, onafhankelijk en bezeten van het ‘Arctisch gevoel’. Ze organiseerde expeditie na expeditie – om een zinvolle bijdrage te kunnen leveren aan onze kennis over poolgebieden – om zich te laven aan de wereld van sneeuw en ijs in het Hoge Noorden. Kosten noch moeite werden gespaard. Maar in tegenstelling tot al die andere bekende mannen-poolreizigers voor en na haar, raakte zij in de vergetelheid.

schatrijk
Louise Arner Boyd (1887-1972) was niet gewoon rijk. Vanwege een grote erfenis was ze schatrijk en zó vermogend dat ze haar arctische expedities niet alleen zelf bekostigde, maar ook anderen uitnodigde om op haar kosten mee op reis te gaan. Zo stelde zij in 1928 haar volledig uitgeruste schip inclusief manschappen gratis ter beschikking van de Noorse overheid tijdens de S&R van Roald Amundsen. De beroemde Noorse poolreiziger was met zijn vliegtuig (inclusief Franse bemanning) van de morse radar verdwenen. Heel de wereld was in rep en roer. Louise twijfelde geen moment, keerde de steven en zette al haar eigen plannen in de koelkast.

topografisch fotograaf
In de jaren daarna ontwikkelde zij zich tot een ervaren en gerespecteerd poolreiziger en topografisch fotograaf. Ze was zelfs zó goed dat de Amerikaanse overheid haar ten tijde van de Tweede Wereldoorlog om hulp en advies vroeg t.a.v. het Noord-Atlantisch gebied.

Boekomslag Louise Arner Boyd signeert globe - publicatie Frieda van Essen

Louise Arner Boyd signeert globe bij ASG.

vrijheid
Wat dreef Louise A. Boyd? We weten het niet met zekerheid. Maar Reeve Lindbergh (dochter van) legde eens uit dat haar moeder – en Louises leeftijdgenoot – Anne Morrow Lindbergh haar vliegtochten over de wereld met echtgenoot Charles net zo zeer zag als een innerlijk ontdekkingsreis als letterlijke avontuurlijke ontdekkingsreizen. Reeve stelde: ‘De belangrijkste bevinding van vrouwelijke ontdekkingsreizigers is misschien wel de vrijheid, die de kern is van het ontdekken zelf. Mijn moeder vertelde me dat dit voor een vouw uit haar tijd met geen enkele ervaring te vergelijke was.’

gerespecteerd door poolreizigers
Vrijheid en de mogelijkheid om jezelf te ontdekken. Louise opereerde niet onder de hoede van een echtgenoot en moest haar vrije positie vanuit eigen (financiële) kracht bevechten. In de wereld van ervaren mannen-poolreizigers was Louises rijkdom en achtergrond al snel geen issue meer. In die geheel eigen wereld ver weg van huis werd ze gerespecteerd en geaccepteerd. Misschien stiftte ze tussendoor haar lippen of poederde ze haar neus, maar ze stond wel wacht aan dek, draaide net zo veel werkuren als ieder ander. De twee gouden poolregels leken haar op het lijf geschreven -niet zeuren, maar poetsen. Alsook – wie er ook tegenover je staat, je helpt altijd iemand in nood.

genegeerd door wetenschappers
Anders was haar verstandhouding met mannen-wetenschappers die zij aan boord nodigde. Die waren niet altijd even geïnteresseerd in Groenland of het poolgebied an sich, laat staan de zeer eigen mini samenleving van poolreizigers – en soms – zélfs niet in het wetenschappelijk groepsresultaat van een expeditie. Deze mannen wilden vooral individueel schitteren binnen academische fora en hun eigen vakgebied buiten het poolgebied. Het resultaat was een extreem lage acceptatiegraad van Louise A. Boyd binnen deze groep. Want voor WO-II was het voor veel mannen onverteerbaar om financieel afhankelijk te zijn van een vrouw. Laat staan -oh gruwel- een vrouw als chef en expeditieleider te hebben!!

prachtvrouw waar er geen twee van zijn
Zonder haar financiële middelen was het voor Louise A. Boyd waarschijnlijk ronduit onmogelijk geweest om al die poolreizen te ondernemen. Als vrouw stond ze in haar tijd op te grote achterstand, werd ze ‘never nooit’ serieus genomen als expeditieleider. Daar waar Roald Amundsen nooit is nagedragen dat hij geen academische opleiding volgde, wordt dat Louise Boyd tot op de dag van vandaag voor de voeten geworpen.
Op de een of andere manier mankeert er continu iets aan Louise Arner Boyd. Ze was te zelfstandig, te veel eisend, te rijk, te veel een socialite, te laag opgeleid (autodidact), te veel een bedreiging voor mannen op de carrière ladder, te, te, te…
Waarom erkennen we niet gewoon haar wetenschappelijke en cartografische inzet. Waarom noemen we haar niet gewoon een prachtvrouw waar er geen twee van zijn?!

Louise A. Boyd,
The fiord region of east Greenland. New York, N. Y., American Geographical Society, 1935.

Louise A. Boyd,
The coast of northeast Greenland, with hydrographic studies in the Greenland Sea. The Louise A. Boyd Arctic expeditions of 1937 and 1938. New York, American Geographical Society, 1948.

Essen, F. van, Louise Arner Boyd – poolreiziger, schatrijk en vrouw. PooltotPool-serie 2020.

Kafarowski, J., The Polar Adventures of a Rich American Dame. A life of Louise Arner Boyd. Toronto, 2017.

Lindbergh, R., ‘Inleiding’. In M. Slung, Leven met kannibalen. Amsterdam, 2001.

Na een lange pauze gaan de zalen momenteel weer open. Heerlijk. Want een lezing geven is leuk. Vooral als je op een dag als 8 maart mag vertellen over vrouwen op reis, over Nederlandse vrouwen op reis. Want steeds opnieuw blijkt dat het publiek wel een heel palet dames uit het buitenland kent, maar nauwelijks Nederlandse namen. Behalve Alexandrine Tinne natuurlijk. Daarin is in de afgelopen periode niet zoveel veranderd, dus mijn missie is nog onverminderd actueel.

Reislustige vrouwen Henriëtte en Alexandrine

De zalen gaan weer open voor de lezing: ‘Vrouwen op reis zijn (naïeve) toerist, mannen op reis zijn reiziger.Werkelijk?’

Idool Alexandrine Tinne
Alexandrine Tinne vertegenwoordigt alles wat we ons voorstellen bij een avontuurlijke en/of reislustige vrouw. Jong, doortastend en voor de duvel niet bang. En opvallend genoeg; juist ook mannen lopen weg met haar, schrijven over haar, leggen haar leven onder een vergrootglas. Eén onderzoeker gaf eens ruiterlijk toe dat hij eigenlijk – nu, honderdvijftig jaar na haar dood – toch wel een beetje verliefd op haar was.

Haar gewelddadige dood op jonge leeftijd (34 jaar) zal bijgedragen hebben aan het bijna romantische beeld dat nu de ronde doet. Bovendien is het de vraag hoeveel van boven genoemde mannen zouden applaudisseren wanneer hun eigen dochter, zus of echtgenote zulke strapatsen uit zou halen als Alexandrine. Want wees eerlijk, een tegendraadse jonge vrouw uit een ver verleden is een veiliger idool dan een levensechte vrouw van vlees en bloed uit iemands eigen directe omgeving. Dan is het toch vaak even slikken.

Samen met moeder en bediendenpaar
Daarnaast – Alexandrine reisde niet alleen. Bijna alle tochten ondernam ze samen met haar moeder en een bediendenpaar. Ze heeft ons zelf geen reisdagboeken of stapels brieven nagelaten. Haar verhaal kennen we voornamelijk via haar moeder Henriette. Die hield (reis)dagboeken bij, die schreef lange brieven naar familieleden in Nederland en Engeland en vertelde over hun wederwaardigheden onderweg. Veel van wat door latere auteurs Alexandrine in de mond is gelegd, komt dus eigenlijk van haar moeder. Een vrouw die steeds opnieuw in alle Alexandrine-literatuur als een soort bijzaak genoemd staat.

Door Henriëttes ogen 
Henriette noteerde wat ze deden, filterde hun leven tot wat in háár ogen vermeldingswaardige gebeurtenissen waren. Daarmee kennen we het leven van Alexandrine door de ogen van haar moeder. Of Alexandrine het zelf ook zo zag, het eens was met moeders visie, de zelfde accenten zou leggen, emoties net zo zou voelen … we weten het eenvoudigweg niet.

Henriette is dus onze bron. Het is steeds háár tekst, door háár ogen kijken we naar hun reisavonturen. Daarmee is het  eigenlijk bijzonder dat alleen Alexandrine het stempel van avonturierster of reislustige vrouw kreeg – en Henriette slechts een soort aanhangsel, een facilitator zonder eigen statuur werd, net als het bediendenpaar Flora en Jan.

Vandaag breek ik graag een lans voor moeder Henriette.

Frieda van Essen
Maart 2022

Strijd met extreme sneeuwval. Strijd met rond gierende wind. Strijd met onbetrouwbare ijsschotsen. In boeken met reisverhalen uit poolgebieden verwacht je een relaas over dit soort strijd. Zeker géén verhalen over vrouwen die een bloedhekel hebben aan naaiwerk …

Heldenepos
De meeste reis- en verblijfverhalen in poolgebieden werden (historisch gezien) geschreven door ‘stoere mannen’. Met hun boeken creëerden zij een soort eigentijds heldenepos. Want in de basis gaan al die boeken over uithoudingsvermogen en doorzettingsvermogen. Het overwinnen van problemen en tegenslag. Ze gaan over onbekende (weers)omstandigheden die je moet leren begrijpen en tackelen, om zo een topprestatie te kunnen leveren. In dit plaatje blijven vrouwen meestal buiten beeld – behalve misschien een enkele keer als kok of als naaister – als toeleverancier van diensten – maar steevast zonder dat in gegaan wordt op de kwaliteiten van die vrouwen of hun diensten.

Even stoere vrouwen
In het verleden dook slechts bij uitzondering een ‘poolverhaal’ op, geschreven door een vrouw. Die verhalen zijn dan ook meteen opvallend anders van toon en van onderwerp. Christiane Ritter schreef zo’n opvallend ‘ander’ verhaal over haar winter in noord Spitsbergen (zie blog februari 2019). Net als Leonie d’Aunet. En meer recent Marie en Kari Herbert. Moeder en dochter Herbert schreven over hun verblijf in het uiterste noorden van Groenland. De een begin jaren zeventig, de ander dertig jaar later. Zelfde plek, zelfde mensen.

Marie Herbert (1973) & Kari Herbert (2006)

Marie Herbert in Thule
Marie Herbert reisde met haar man Wally Herbert naar Noord-Groenland, waar ze zich vestigden op een klein eiland voor de kust. Wally was een bekende poolreiziger en veel op pad. Marie bleef in de nederzetting met haar tien maanden oude dochtertje Kari. De aanwezigheid van een klein kind brak het ijs en schiep een band met de andere bewoners van het dorp. Marie schrijft in The Snow People (1973) om ontwonden en werkelijk zonder schroom, over haar leven en dat van de vrouwen in de nederzetting. Weliswaar passeren ook bij haar tegenwind, diepe sneeuw, gevaarlijke situaties, bijna doodvriezen etc. de revue. Maar niet als topprestatie. Zonder ‘borstklopperij’. Meer als een onderdeel van het leven in dat deel van de wereld. Marie beschrijft op eerlijke wijze hoe ook Groenlandse vrouwen in afgelegen dorpen soms een bloedhekel hebben aan naaiwerk. Hoe ook zij zich soms doodvervelen wanneer hun mannen van huis en op jacht zijn. En zelfs hoe steeds meer dochters passen voor het eentonige werk van eindeloos zeehondenhuiden schrapen en bewerken.

Kari Herbert in Thule
Marie’s eigen dochter Kari schreef in navolging van haar moeder een soort vervolg op hun verblijf in Noord- Groenland. Hoewel Kari nog een peuter was toen ze met haar ouders op dat eiland neerstreek – leefden dertig jaar later nog genoeg mensen die zich haar herinnerden – nu zij als volwassen vrouw terugkeerde naar de regio. In Als de toendra roept (2006) beschrijft Kari een goed geschreven verslag van deze reis en vooral ook de confrontatie. De confrontatie van haar jeugdherinneringen met de volwassene die ze nu is. Daarnaast vermengt ze met vloeiende pen haar jeugdherinneringen met de realiteit van alle dag (zoals alcoholisme) waar inwoners van Noord-Groenland zich vandaag de dag voor geplaatst zien.

Het gebeurt niet vaak dat een moeder en een dochter apart van elkaar schrijven over een vergelijkbaar onderwerp.  Over hun persoonlijke ervaring. Hun persoonlijke gevoelens. En hun ontmoeting met de zelfde mensen. Samen vormen de twee boeken een bijzonder, zeer lezenswaardig tweeluik, waar er niet veel van zijn.

Marie Herbert. The Snow People (1973)
Kari Herbert. Als de toendra roept (2006)
(vertaling van The Explorer’s Daughter, 2004)

Frieda van Essen
oktober 2019

Lieve mensen attenderen me met regelmaat op reisverhalen van vrouwen.
Hun zin begint dan altijd met: “Ken je….?”.

Wat volgt zijn soms bekende, maar even vaak ook totaal onbekende verhalen en/of namen. Ik word altijd blij wanneer mensen de naam of het verhaal van een reislustige vrouw ergens oppikken en bovenal onthouden. Om het even of het om Nederlandse dan wel buitenlandse vrouwen gaat.

vooroordelen
Soms belandt er dan een naam op je bureau waarbij meteen alle sluizen vol vooroordelen wagenwijd openklappen. Dat gebeurde bij mij toen de naam Rie Cramer viel. De vrouw van de zoete kindertekeningen, van de vierjaargetijden-kleurplaten en dito borduurpatronen.

verrassend
Met gepaste reserve ging ik op zoek naar haar verhalen over Spanje. Maar tot mijn grote verrassing bleek de vrouw van de zoete kindertekeningen echt humoristisch – bij tijd en wijle behoorlijk cynisch – en gewoon onderhoudend te schrijven over haar leven op het eiland Mallorca. Cramer vertrok in 1954 naar het Spaanse eiland in de Middellandse Zee en woonde er tot in 1971 bijna het gehele jaar – tenzij visa-regels haar dwongen enige tijd in Nederland door te brengen.

Mallorca
Ze schreef drie boekjes over Mallorca. Weliswaar is haar schrijfstijl niet tijdloos – maar voor liefhebbers van het genre reisliteratuur zijn ze zeker de moeite waard.
Cramers uitgaven hebben absoluut een universele waarde. Want grappig genoeg herken je in de opbouw van de drie boekjes het gedrag van ons allemaal tijdens elke willekeurige verblijfsvakantie. Of we nu afgelopen jaar ergens heengingen, of – zoals Rie Cramer – bijna zeventig jaar geleden neerstreken op een Spaans eiland.

Rie Cramer: 1956 - Viva Mallorca; 1961 – Mallorca, eiland van rust; 1963 – Mallorcanen

Rie Cramer: 1956 – Viva Mallorca; 1961 – Mallorca, eiland van rust; 1963 – Mallorcanen

drie fasen
Eerst verkennen we de eigen (directe) leefomgeving. Werkt alles in de keuken? Wie zijn de buren? Hoe is het uitzicht? Waar zijn de winkels?
Daarna komt de vraag ‘wat is hier te doen?’ Is het de moeite waard? Hoe kom ik daar?
Waarna na verloop van tijd uiteindelijk ook aandacht opborrelt voor de lokale samenleving.
Volgens dat aloude recept van menselijk gedrag kun je ook de boekjes van Rie Cramer lezen. Het eerste deel uit 1956 concentreert zich op gebeurtenissen in en rond hun huis en het dorp waar ze zich min of meer vestigden. Het tweede deel uit 1961 neemt je vooral mee op excursie over het eiland. Het overlaadt je met historische details, net als bij een reisgids. Het derde deel tenslotte, laat een glimp zien van de Spaanse maatschappij zoals die tot 1963 functioneerde op het eiland Mallorca.

tijdbeeld
Gecombineerd vormen de boekjes een boeiend tijdbeeld. Verhalen over kneuterige dorpjes, reizen per rammelende aftandse autobussen en plattelandsontwikkeling worden afgewisseld met die van  sigarettensmokkelaars, huisbewaarders, opkomst van het massatoerisme, projectontwikkelaars, generatiekloof en nozems; werkelijk álles komt voorbij.
Een grote dank dus aan degene die mij attendeerde op deze onbekende kant van Rie Cramer.

Frieda van Essen,
augustus 2019

Rie Cramer
1956 – Viva Mallorca
1961 – Mallorca, eiland van rust
1963 – Mallorcanen

In haar nieuwste boek breekt Arita Baaijens een lans voor het bewuster ervaren van het ons omringende landschap. Voor het voelen, bevragen en intenser beleven van de natuur in onze eigen leefomgeving. We hoeven echt niet de halve wereld over te reizen om verbinding te zoeken met onze aarde, zegt ze nu. En als beroepsreiziger kan ze dat weten. Eerst was ze in de Altaj in Zoektocht naar het Paradijs (2016), maar nu bleef ze gewoon in eigen land in Paradijs in de Polder (2018).

zintuigen

Voelen, beleven, verkennen met al je zintuigen – oftewel meer dwalen, misschien wel doelloos rondzwerven – je overgeven aan wat het landschap en de natuur met je doet. Jezelf verbinden met waar je bent. In tegenstelling tot het haastig afvinken van to see lijstjes, met Instagram foto’s als bewijs. Of je nu op de Veluwe bent of in Zuidfrankrijk.

Het zijn twee uitersten. Maar Arita Baaijens heeft wel een punt. Hoe velen van ons denken na over wat een bepaald landschap met ons doet? Welk gevoel het ons geeft. En ook, waarom het dat ene, specifieke effect op ons heeft. Gewoon als mens, niet als consument.

Hondsdraf met elzen op de achtergrond

Hondsdraf met elzen op de achtergrond. Beide gedijen goed op een vochtige bodem.
Ooit gevoeld dat dat Hondsdraf een vierkante steel heeft?! (Natuurpark Spoorzicht)

bubbel

Want daar ligt waarschijnlijk een interessant punt. De meesten van ons reizen als consument. Smartphone bij de hand. Voor de route, voor to see aanbevelingen, voor de foto’s, voor de filmpjes. En en passant delen we vast wat ‘bijzonderheden’ met het thuisfront en houden we tegelijkertijd berichten op onze tijdlijn in de gaten. We blijven in onze eigen bubbel. De bubbel die we van huis meenamen. Rondzwerven – in een stad gewoon wat flaneren, doelloos en oordeelloos door straatjes en steegjes zwerven, á la Rebecca Solnit, is er bijna niet meer bij.

product

Het lijkt wel of reizen meer en meer verwordt tot een te consumeren product. Volgens Katrine Marçal richt ons economisch bestel zich inderdaad vooral op consumentisme. En ziet het bestel ons met name als afnemers van producten – in dit geval een reisbestemming (= reisproduct). Niet als bezoeker, niet als gast die ook graag wil delen. Niet als medemens, medebewoner van deze aarde die zich graag laat verrassen. En verbinding zoekt met de omgeving waar zij/hij zich op dat moment bevindt.

ervaren

Ik ken mensen die bewust géén reisgids kopen van hun vakantiebestemming. Zich bewust niet inlezen, maar er voor kiezen om zich te laten verrassen. Hebben ze achteraf een high light gemist. Jammer dan. Waarom zou dat afbreuk doen aan hun reis, hun totaalervaring?

Ze behoren waarschijnlijk tot een minderheid. Maar zij hebben in elk geval die onbekende omgeving wel bevraagd en intensief ervaren zoals Baaijens ons voorstelt.

genieten

Reizen is misschien steeds doelgerichter en meer consumerend geworden. Zwerven en doelloos dwalen is misschien steeds moeilijker met een trillende smartphone in de achterzak. Maar toch is het mogelijk. Een eerste stap kan heel simpel zijn:

Kies regelmatig voor een rustmoment. Al is het maar een kwartiertje. Ga gewoon kijken. Laat jezelf meevoeren met wat je om je heen ziet gebeuren. En geniet!

Probeer je bewust te zijn van dat moment – dat je geniet – zomaar, zonder smartphone… – Meer hoeft (nog) niet.

 

Frieda van Essen
15 april 2019

 

Arita Baaijens, Zoektocht naar het Paradijs

Arita Baaijens, Paradijs in de Polder

Katrine Marçal, Je houdt het niet voor mogelijk

Rebecca Solnit, Wanderlust

Lieve mensen attenderen me regelmatig op reisverhalen van vrouwen. Hun zin begint dan altijd met: “Ken je …?”.

Wat volgt zijn soms bekende, maar even vaak ook mij totaal onbekende verhalen en/of namen. Ik word altijd blij wanneer mensen de naam of het verhaal van een reislustige vrouw ergens opgepikt en bovenal onthouden hebben – om het even of het om Nederlandse dan wel buitenlandse vrouwen gaat.

Een voor mij verrassende naam was onder andere Agatha Christie. In de jaren dertig van de vorige eeuw ging zij mee met haar echtgenoot tijdens diens archeologische opgravingen in Noord-Syrie/Noord-Irak. Ze reisden er heen per Oriënt Express …

Haar ervaringen vatte Agatha Christie samen in het redelijk onbekend gebleven: Come, Tell Me How You Live, an archaeological memoir (1946). Het is een tongue in cheek relaas volgens de regels van de Britse (koloniale) stiff upper lip.

Van een totaal andere orde is Lily Eversdijk Smulders (1903-1994). Deze Nederlandse portrettekenares passeert in gesprekken regelmatig de revue. Zij reisde alleen en de hele wereld over en liet een omvangrijk oeuvre na. Zowel in tekeningen als in reisverslagen. Net als Agatha Christie bereisde zij naast Libanon en Jordanië ook het noorden van Syrië en Irak. Met de Tweede Wereldoorlog als belangrijke scheidslijn tussen hun beider reisperiodes: Waar het Oosten begint (1958) /Het mysterieuze Midden-Oosten (1970).

Ondanks de grote verschillen in de politieke setting tussen hun beider reiservaringen, ondervonden beide vrouwen dat het toen ook behoorlijk kon rommelen aan de grens tussen Turkije en Syrië. Eversdijk Smulders werd zelfs opgepakt toen ze niets vermoedend naar een brug over de grensrivier stond te kijken.

Qua schrijfstijl verschillen Agatha Christie en Lily Eversdijk Smulders hemelsbreed van elkaar. Die van Eversdijk Smulders deed me regelmatig denken aan de oorspronkelijke boektekst van Elise van Calcar’s verhaal over Parijs. Beide Nederlandse vrouwen schreven het liefst over drie dingen: mensen – cultuur – geschiedenis. En beide Nederlandse vrouwen gebruikten daarbij het liefst een onderwijzende toon (zie onder).

Je kunt je anno 2019 ergeren aan zo’n manier van vertellen of schrijven. Als tijdsbeeld zijn deze reisverhalen echter  informatief. Elk op hun eigen manier. Zowel voor wat betreft de levenshouding van de vrouwen (geldt voor alle drie) – als voor wat betreft de mensen, dorpen en landschappen die zij beschrijven (geldt wederom voor alle drie). Waarmee je je des te scherper realiseert hoe bizar verwoestend oorlogen zijn.

Boekomslagen: vlnr Lily Eversdijk Smulders (1958) – Agatha Christie (1946) – Lily Eversdijk Smulders (1970)/ herbewerking boek uit 1958]

Boekomslagen: vlnr Lily Eversdijk Smulders (1958) – Agatha Christie (1946) – Lily Eversdijk Smulders (1970)/ herbewerking boek uit 1958]

Lily en Elise over Libanese ceders

Elise over de Libanese ceder in de Jardin des Plantes in Parijs: ‘Vele boomsoorten … vormen bevallige groepen en kleeden den heuvel tot een der schaduwrijkste wandelplaatsen … Hier heeft iemand zich neergevleid onder een zwaren ceder van den Libanon, die reeds sedert meer dan honderd jaren zijne gezellen heeft verlaten (hij werd hier in 1737 geplant)…’

Lily over dezelfde boomsoort in Libanon: ‘[hellingen] in oude tijden met cederwouden begroeid. De mooie bomen met hun lange rechte stammen waren kegelvormig en bijna even breed als hoog. Het hout was zo hard en vast van structuur dat geen enkel soort houtworm het kon doorboren en ook bederf door verrotting was nagenoeg onmogelijk. […] Egypte was de voornaamste afnemer. […] Het oudste contract van houtverscheping dateert uit 2840 voor Chr… In de cederwouden …  werd gekapt en gekapt, eeuw na eeuw. … Bijgeplant werd er niet. […]Een paar honderd ceders is alles wat er nog rest. […]Even voorbij het grote hotel was het doel van mijn tocht: de grootste van de drie nog bestaande groepen ceders, het zogenaamde ‘Heilige Bos’. De meeste van zijn vierhonderd bomen waren tussen de twee- en zevenhonderd jaar oud, maar enkele, zowat dertig meter hoog, telden vijfentwintighonderd jaren; zij stonden dus al in de tijd der Phoeniciërs.’

Frieda van Essen
9 maart 2019

Afgelopen december verscheen naast Elise’s reis naar Parijs in 1858 nog een historisch reisverhaal in het Nederlands. Een vertaling van het fascinerende boek van de Oostenrijkse Christiane Ritter: Een vrouw in de poolnacht.

Het andere expeditieverslag

In 1934/35 overwintert Christiane Ritter op de noordkust van Spitsbergen. Een tijd waarin vrouwen thuis voor het huishouden en de kinderen moeten zorgen – in de beschutting van een comfortabele woning, een dorp, een stad. En zeker niet op een extreem geïsoleerde plek, in een kleine hut, op bijna 80° NB, tussen sneeuw en ijs, met hongerige ijsberen als naaste buren.

Woman in the Polar Night; omslag bij een Engelse vertaling uit 1954

Omslag bij een Engelse vertaling uit 1954

Tussen de grote aantallen expeditieverslagen naar poolgebieden geschreven door mannen, valt dit boek op. Ritter schrijft anders. Minder over feitelijkheden, meer over indrukken. Minder over overleving meer over beleving. Ze voert niet alleen strijd met de allesoverheersende Arctische elementen – het onderwerp van al die expeditieverslagen – maar ze voert net zo hard strijd met de overweldigende indrukken die de Arctische natuur afvuurt op een mensenbrein. Zo schrijft ze dat de mens eigenlijk een instrument is waarop de natuur zijn melodieën speelt.

Schilderen met woorden

Daar waar Elise duidelijk maakt dat zij (als onderwijzeres) haar lezers graag bij de hand neemt op een reis door het andere Parijs, het hun onbekende Parijs – een Parijs dat zij waarschijnlijk nooit zullen bezoeken; stelt Christiane ook onomwonden dat er een andere Arctis, een ander Spitsbergen bestaat, dan de feitelijkheden opgesomd in de naslagwerken te vinden in bijna elke Europese bibliotheek. Ze ziet het als haar taak om die lacune te vullen. En in die missie lijkt ze geslaagd. Nu tachtig jaar na dato wordt haar boek nog steeds  vertaald en heruitgegeven.

Christiane Ritter is opgeleid aan een kunstacademie en in haar boek schildert zij in feite met woorden. Een schrijfstijl die haar in staat stelt om al die overweldigende impressies onder woorden te brengen. Wat dat betreft is het nu wachten op een kunstenaar die haar woorden van papier terug vertaalt naar canvas.

Virtuele tour door Ritters hut op Spitsbergen: https://www.spitsbergen-svalbard.com/photos-panoramas-videos-and-webcams/spitsbergen-panoramas/ritter-hut.html

Frieda van Essen
26 januari 2019

‘Denk erom, crowdfunden doe je niet op een achteloze namiddag’ kreeg ik van meerdere kanten te horen. Nu ik zelf een ervaringsdeskundige ben, kan ik die mensen alleen maar gelijk geven. Het is een dagtaak. Maar wel een leuke en boeiende dagtaak!

Betrouwbaarheid
Wat de reden ook mag zijn om te crowdfunden – toen, nu en ook in de toekomst. Bovenaan elk prioriteitenlijstje horen naast de tegenprestatie twee belangrijke zaken: betrouwbaarheid en juiste doelgroep bereiken.

Er bestaat vandaag de dag een woud aan crowdfunding-platforms. Allemaal claimen ze je op uitstekende wijze daarbij van dienst te kunnen zijn. Gelukkig zijn er ook goede overzichtspagina’s. Anders zie je misschien door de bomen het bos niet meer.
De reisnotities van Elise in drukIk koos voor VoordeKunst; een digitaal crowdfunding-platform dat zich richt op de cultuursector.

Steigerbouw
Elke crowdfunding-campagne heeft behoefte aan helpende handen; ambassadeurs, mensen die geloven in je project. En die helpende handen zijn goud waard.

Het kunnen heel eenvoudig mensen zijn die op social-media niet alleen liken, maar ook naar hartenlust delen. Vanwege recente aanpassing in de werking van algoritmen wordt een like niet meer weergegeven op de pagina van likers. Daarmee verspreid een bericht zich niet meer via likes ; alleen nog via delen (je moet het maar weten…).

Andere belangrijke helpende handen zijn mensen die bereid zijn hun nek uit te steken ten behoeve van jouw project. Bereid zijn om hun eigen netwerk te benaderen. Niet alleen on-line maar óók off-line.
En … belangrijker nog, net als jij, niet 1x maar meerdere keren tijdens de looptijd van je campagne. Misschien wel 3x – ook al gaat iedereen zich gaandeweg een stalker voelen.
VoordeKunst geeft aan dat pas na 7x mensen je berichtjes daadwerkelijk zat zijn. En inderdaad, wees eerlijk, hoe vaak komt Serious Request in december voorbij op je beeldscherm…

Voor mij voelden die helpende handen als steigers rond het bouwwerk dat ik steentje voor steentje in elkaar aan het passen was. Daarmee gaat crowdfunding voor mij over veel meer dan een nieuw product of dienst in de markt zetten. Over veel meer dan achteloos wat geldbedragen storten of andersom, binnenharken vanwege zo’n leuk product.

Gunnen & vertrouwen
Het gaat vooral ook over aandacht, samenwerking, vertrouwen, geloof in nieuwe mogelijkheden en in iemands kunnen. Het geloof dat een vernieuwend product, dat niet past binnen het stramien of hokje van bestaande bedrijven, toch bestaansrecht heeft – en dat het in goede handen is bij de crowdfunder.

Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat die reactie uit de omgeving voelt als een warm bad. Het is hartverwarmend. Je voelt je gedragen. Je zult er werkelijk alles aan doen om dat gegunde vertrouwen niet te beschamen. En dát is voor mij de basis van crowdfunden. Iemand iets gunnen en vertrouwen. Hoe leuk en boeiend kan een dagtaak dus zijn!

Frieda van Essen
24 december 2018

“Denk erom, crowdfunden doe je niet op een achteloze namiddag” kreeg ik van meerdere kanten te horen. Nu ik zelf een ervaringsdeskundige ben, kan ik die mensen alleen maar gelijk geven. Het is een dagtaak. Maar wel een leuke en boeiende dagtaak!

Van alle tijden
Crowdfunden is een vak apart. Het speelt zich grotendeels af in de digitale wereld. En lijkt daarmee een nieuwerwets fenomeen. Maar niets is minder waar.

Financieringsacties zijn van alle tijden en er zijn legio voorbeelden. Denk alleen al aan pelgrims in de Middeleeuwen die sponsoren zochten voor hun Nederlandse Noordpool-expeditietocht naar Rome, Santiago of Jeruzalem. Als tegenprestatie bidden zij voor het welzijn van hun donateurs bij specifieke beelden, graven en relikwieën of namen zij o.a. gewijde attributen mee terug.

Een ander voorbeeld (van heel andere orde) stamt uit 1882. Toen zamelde Buys Ballot op nationale schaal veel geld in voor een Nederlandse expeditie naar het Noordpoolgebied. Het KNMI probeerde vervolgens heel bewust iets terug te doen voor alle gulle gevers overal in den lande. Na het vertrek van de expeditie verschenen met regelmaat krantenartikelen (‘updates’) in dagbladen over het wel en wee van de mannen in het Hoge Noorden. En na thuiskomst reisde hun expeditieleider het land rond voor lezingen en schreef hij een boek over hun tocht. Volgens het KNMI hadden donateurs, letwel, recht op dat verhaal.

Verouderde strategieën…?
Er valt veel te leren van crowdfunding-strategieën uit het verleden.

Buys Ballot stimuleerde bijvoorbeeld de oprichting van lokale inzamelingscomités in bijna alle dorpen en steden van Nederland. En eerlijk gezegd – ook een hedendaagse crowdfunder kan niet zonder zo’n kring helpende handen. Een kring mensen die geloven in het project en bereid zijn om overal en nergens ‘even in te springen, even iets te doen’.

En daar ligt door de eeuwen heen – tot op de dag van vandaag – misschien nog wel de grootste uitdaging. Naast sponsoren en donoren, juist ook helpende handen vinden. Helpende handen die niet alleen een geldbedrag of een snelle like op socialmedia willen bieden, maar vooral ook tijd, aandacht en concrete hulp.

Frieda van Essen
24 november 2018

September 1858 verblijft Elise van Calcar een maand in Parijs.
Haar originele verhaal bestaat uit tekst en nog meer tekst; letterlijk ruim vierhonderd pagina’s lang. Geen plaatje te bekennen. Elise heeft ter plekke weliswaar tekeningen gemaakt, maar haar schetsboek heeft de tand des tijds helaas niet overleefd.

Zoektocht naar afbeeldingen
Bij een moderne heruitgave van een reisverhaal in de serie Reislustige Vrouwen ga ik daarom meteen op zoek naar afbeeldingen.
Voor Elise concentreert de zoektocht zich op de periode rond 1858 – met tien jaar naar voren en tien jaar naar achteren. En dan vind je juweeltjes in collecties van musea over de hele wereld.

Bal Mabile, Parijs, Jaren zestig 19e eeuw

Bal Mabille, Parijs. Jaren zestig 19e eeuw. Maker onbekend.
Collectie Rijksmuseum.

Zo kwam ik scannend door de digitale collectie van de bibliotheken in de staat New York /USA, een prachtige afbeelding tegen van het Bal Mabille in Parijs. Het is een kleurenlitho uit 1858. ‘Mooi, precies goed!’ – denk je dan. En hij prijkt nu (met hun toestemming) op de omslag van Elise’s Parijs in 1858.

Een match met Elise
Vervolgens bekruipt je het gevoel: ‘dit heb ik eerder gezien’. En dan valt het kwartje. Ik heb het niet eerder gezien – ik heb het eerder gelezen. Gelezen bij Elise. Zij schrijft in 1858:
‘Rondom het sierlijk orchest staat een zonderling geboomte, dat met nog vreemder vruchten is beladen; want die vruchten zijn niet anders dan gaslicht, dat de met banken omringde danszaal beschijnt, die uit een vloer van asphalt bestaat, welke het orchest omringt.
Op de banken zetten zich degenen die aan den dans verlangen deel te nemen; daarbuiten blijven de nieuwsgierige wandelaars.’
Wanneer je zoiets vindt, kan je dag niet meer stuk als onderzoeker/auteur.

Digitale collecties
Deze vondst laat zien dat er een aardverschuiving gaande is in museumland. Steeds meer musea digitaliseren hun collectie en plaatsen het online. Steeds vaker stellen ze grote delen van die ‘digitale-collectie’ bovendien gratis beschikbaar. Open Acces Policy noemen ze dat.

Zo ook het Rijksmuseum in Amsterdam. Ook zij kiezen voor het online delen van een groot gedeelte van hun gedigitaliseerde ‘openbaar kunstbezit’.
In hun omvangrijke digitale beeldcollectie vond ik een foto van het eerder genoemde Bal Mabille. Een foto die – net als de litho in New York – precies overeenkomt met Elises verhaal! Prachtig.

Rechthebbenden
Hoe hard deze digitalisering en Open Acces Policy ook toe te juichen is – het browsen vanachter je computer bespaart immers heel wat reistijd en vliegtickets – er kringelt wel degelijk een adder onder het gras. Een adder waar iedereen zich bewust van hoort te zijn: de rechten van de maker. Check altijd of een afbeelding vrij te gebruiken is in het publieke domein, of dat je contact op moet nemen met rechthebbenden. Dat laatste moet in elk geval binnen 70 jaar na het overlijden van de maker.

Frieda van Essen
18 oktober 2018